chemo-junk
07/01/2016 door Jos
Donderdag zeven januari, iets voor zes uur.
Jos ligt momenteel koortsig te rillen in bed met de nodige afkickverschijnselen. Dit kan zo niet langer want hij heeft zijn volgende shots dringend nodig. Oh, ik voel me zo opgedraaid, dit zijn jullie van mij, Patricia, niet gewoon, ik weet het, maar hier moet dringend gehandeld worden. Dus ik neem de koe bij de horens en blijf niet langer bij de pakken neerzitten. Na een snel wasje help ik Jos met aankleden.
Al trekkend en sleurend krijg ik hem met veel moeite in de kofferbak van onze zwarte Berlingo. Neem mijn tas, alle nodige documenten en vertrek richting ziekenhuis in pure kamikaze stijl waar ik reeds na tien minuten toeterend arriveer op de spoed. Een aangesnelde hulpverlener heeft meteen door dat dit wel eens faliekant kan aflopen bij het aanschouwen van mijn belabberd ventje. Ik vertel hem in steno wat het probleem is en hij probeert mij ietwat gerust te stellen door te zeggen dat ze ons met hoogdringendheid gaan verder helpen op de dienst oncologie.
Daar hebben we trouwens vandaag een afspraak. Zijn woorden dringen onvoldoende door, stress, je weet wel, maar ik vertrek toch voor alle zekerheid opnieuw met rokende banden. Ik stop voor de hoofdingang en trek de achterklep van de Berlingo open en mijn ventje rolt uit onze Citroën. Het gaat hier van kwaad naar erger, ik help met behulp van enkele omstanders mijn Louke recht, ik bedank ze. Mijn ijlend ventje en ik moeten nu toch dringend een Folfox dansje kunnen plegen of Jos trekt het niet langer. ‘Red ons’, roep ik wanneer we de trappen van de chemo spelonk beklimmen of beter strompelen, we lijken wel twee gekken met een alcohol intoxicatie.
Uiteindelijk strompelen we de dienst oncologie binnen waar ze ons vriendelijk begroeten en wij onze 75 cm etiketten afgeven. De als altijd sympathieke verpleegkundige wijst ons kamer 191 aan en we wandelen verder. Halverwege kijk ik Jos aan en alles blijkt doodnormaal te zijn. ‘
Dus al het voorgaande is fictie’ vraag ik aan Jos, ‘was ik dan aan het dagdromen’, ‘Ik denk het wel’ beaamde hij. Jos vertelde me dat het leek of ik ergens anders vertoefde met mijn gedachten tijdens de rit. ‘Kanker in de familie doet wat met een koppel’ zei ik.
Half zittend in het mij toegewezen bed met nummer 191 maak ik mij de bedenking dat ik veel liever in één van de relaxzetels zou zitten welke me wat meer bewegingsvrijheid geven tijdens het typen. Als verpleegster heb ik opnieuw Liesbeth, een vriendelijke verpleegster uit onze contreien, ze heeft me al eens verpleegd zoals jullie je misschien herinneren. Even later is mijn bloed op weg – via de luchtschacht – naar het labo voor analyse. Hopelijk zijn mijn waarden oké en kan er gestart worden met de tweede van de acht veertiendaagse beurten. Zin heb ik er niet in maar ik moet erdoor en liefst zo snel mogelijk zonder onderbrekingen.
Patricia heeft me zoals gewoonlijk een koffie gehaald welke me nu nog smaakt maar straks misschien niet meer, dan heb ik waarschijnlijk geen zin meer in dat zwarte drankje. Patricia zit te lezen op haar tablet terwijl ik gestaag verder tokkel op mijn laptopje maar het kost me veel moeite. Een ondertussen voor ons bekende verschijning betreedt de kamer, het is Shana, die mijn zieltje komt knijpen en horen hoe het met me gaat nu, het was zoals de vorige malen een zeer leuke babbel, zeer ontspannend en therapeutisch. Dank je wel Shana, maar deze leuke psychologishe toegift nu niet apart in rekening brengen als je wil.
Vandaag zullen we hier wel niet zo snel weg zijn vanwege het wachten op de resultaten en moeten we hier ons middagmaal nuttigen. Dr. S. nodigt ons uit voor een consultatie en na de begroeting en aanhoren van mijn huidige toestand vertelde ze ons dat de tumormarker en bloedwaarden wederom in orde zijn. Ook vroeg ze naar mijn blog, ze had dit vernomen van de hoofdverpleegster en zei dat het blog wel mooi oogt, goed geschreven en overzichtelijk is. Ik bedankte haar en beloofde iets dat ondertussen merkbaar is op het blog!
Rond half twee verlieten we het ziekenhuis en voelde ik me snel slechter worden, na het instappen raakte ik met drie vingers het stuur aan en voelde snel de befaamde speldenprikken, dit lijkt me erger dan vorige keer. Thuisgekomen maande Patricia mij aan om mijn bed op te zoeken wat ik dan ook deed. Na het avondeten vond ik opnieuw de nodige energie om verder te typen aan mijn chemotherapie belevenissen. Hoe de komende dagen evolueren weet ik nog niet,
“I hope the best but fear the worst! “
Ik ga het hier bij houden en begeef me naar mijn sofa om wat televisie te kijken.
Verder lezen: Alpaca's
Reacties
Een reactie posten